Tip Top
In 1996 speelde Jenny Arean met Joost Prinsen, Lucretia van der Vloot en Remco Vrijdag in "Tip Top", een musical over het vooroorlogse theateramusement.
Het verhaal
In Tip Top worden liedjes uit de jaren dertig en veertig ten gehore gebracht van voornamelijk Joodse artiesten die toentertijd vaak in de Amsterdamse bioscoop Tip Top optraden.
De liedjes
Het bevat oude liedjes zoals "De begrafenis van manke Nelis" en "Devaluatie", maar ook een aantal nieuwe. Joost Prinsen heeft een aantal liedjes samen met Remco Vrijdag, maar slechts eén solo-nummer: "De rebbe". Dit nummer uit 1901 werd vertaald door Willem Wilmink. Het lied, waarvan de oorspronkelijke titel luidt "Oifn Pripetsjik", komt ook voor in de film "Schindler's list", waarin het, gezongen door een kinderkoor, een belangrijke rol vervult.
Op de cd die naar aanleiding van de musical is verschenen ("Tip Top - De liedjes"), trekken de nummers met Jenny Arean en Lucretia van der Vloot de meeste aandacht, en dat is verdiend, want "Cimetière" (gezongen door Jenny Arean) en "Joodse vrouw" (gezongen door Lucretia van der Vloot) zijn schitterend.
Rollen
Cast: | Jenny Arean, Joost Prinsen, Lucretia van der Vloot, Remco Vrijdag |
Recensie
Patrick van den Hanenberg, uit De Volkskrant, 4 november 1995
'Ik heb me nooit zo jood gevoeld. Artiest, ja, maar jood niet.' Isidoor Walvis is voor de oorlog jarenlang pianist geweest in de Tip Top-bioscoop in de Amsterdamse Jodenbreestraat. Daar verzorgen zangers, dansers, conferenciers en muzikanten de pauzenummers. Voornamelijk joodse artiesten met voornamelijk niet-joods repertoire. Op deze manier konden joden tonen dat ze goed geassimileerd waren en discriminatie min of meer voorkomen.
Isidoor Walvis heeft de oorlog overleefd. Zijn hele familie is er trouwens wonderwel vanaf gekomen. Maar hij leeft tussen beschadigde mensen en kan het niet meer opbrengen om muziek te maken. 'Ik had er geen aardigheid meer in.'
Het verhaal van Isidoor Walvis, die na een verrassende ontmoeting toch weer achter de piano kruipt, vormt het cement van de voorstelling Tip Top, een initiatief van het Joods Historisch Museum. Joost Prinsen speelt de man prachtig: gemoedelijk, half gebroken, berustend, maar niet verslagen.
De oorlog hangt als een grijze deken over de voorstelling. Vooral het gedicht over de joodse goochelaar Ben Ali Libi van Willem Wilmink toont het krankzinnige karakter van het nationaal-socialisme. Het is moeilijk om in deze simpele schlemiel een exponent te zien van 'het wereldwijde joods-bolsjewistische gevaar' dat door de nazi's zo fanatiek werd bestreden.
George Groot weet altijd bijzondere invalshoeken te bedenken als hij over de oorlog schrijft. Het is zijn grote onderwerp. Hij laat een vrouw zien die jaloers is op kerkhofgangers. Een bezoek aan een kerkhof is haar niet gegund. Haar verdwenen geliefden hebben geen steen die zo nu en dan eens afgesopt kan worden. Jenny Arean maakt van deze huiselijke opmerking een diep ontroerende observatie.
Lucretia van der Vloot zingt over een joods meisje dat in Friesland ondergedoken is en een boerenjongen verleidt om toch een keer van de liefde te kunnen genieten. De onverwachte bevrijding zadelt haar op met een ongemakkelijke relatie.
Ondanks deze aangrijpende nummers is Tip Top absoluut geen zware documentaire geworden. Dat komt doordat de makers voldoende nooduitgangen hebben aangebracht. Zo zingt Jenny Arean, die in grootse vorm steekt, een fabelachtige uitvoering van 'De begrafenis van Manke Nelis.' Het is een Jordanese mini-musical waarin de tragiek in humor wordt ondergedompeld.
Remco Vrijdag, net als Lucretia van der Vloot behorend tot de grootste talenten die de Akademie voor Kleinkunst de laatste jaren heeft afgeleverd, doet een meesterlijke imitatie van Max Tailleur. Hij heeft ook de serieuze onderdelen fraai onder controle.
Tip Top is een respectvol verhaal over de joodse bijdrage aan het amusementsbedrijf. Op subtiele wijze wordt de joodse tragiek in een breder kader geplaatst en zelfs tijdloos gemaakt, ondanks de specifieke verwijzingen naar het vooroorlogse Amsterdam. Zo worden vier artiesten, die aan het begin van de avond nadrukkelijk verklaren geen jood te zijn, toch jood. En het publiek kan hier moeiteloos in meegaan.