Portret "De Volkskrant", maart 2009
''Bij Jenny moet ik altijd mijn best doen'
Zangeres Jenny Arean (66) ziet haar vak als een roeping. Hoewel ze haar liedjes niet zelf schrijft, is haar repertoire erg persoonlijk. ‘Alles wat ze zingt, slaat één op één op haar.’ Maandag eert het Amsterdams Kleinkunst Festival haar met een hommage.
Repetities voor een nieuw programma. Er moet nog een verbindende tekst tussen twee liedjes komen, maar de tekstschrijver schiet niet op. Ten einde raad besluit regisseur Ruut Weissman ’s avonds een tekstje te schrijven: ‘Het resultaat was niet eens zo slecht’.
De volgende ochtend presenteert hij zijn tekst aan Jenny Arean. Haar reactie? ‘Hee Ruutje, heb je dit nou zelf zitten fröbelen? Je denkt toch niet dat ik dit ga doen?’. Haar regisseur moet lachen: ‘Als het moet, kan Jenny keihard zijn. Ze wil het beste.’ Sindsdien beperkt hij zich tot regisseren.
Jenny Arean doet niets half. Haar omgeving roemt haar totale overgave aan het vak. ‘Ze weet precies wat ze wil’, zegt tekstschrijver George Groot. ‘Ze stelt hoge eisen aan zichzelf, maar ook aan de mensen die voor haar werken.’
Jenny Arean is een temperamentvolle vrouw, vertelt haar dochter Myra Rooymans. ‘Ze kan heftig veel van je houden, maar ook heftig boos op je worden.’ Met diezelfde houding staat ze op de planken. ‘Op toneel ga ik dampen’, zei ze zelf ooit. Als Arean binnenkomt, staat er iemand: een kleine vrouw met sprekende ogen, gretige gebaren en een bulderlach. En natuurlijk met die karakteristieke stem: een contra-alt, voor een vrouw erg donker.
‘Ze is niet de makkelijkste’, bevestigt Weissman, nu zeventien jaar haar regisseur. ‘Ze is artistiek autonoom, weet veel van het vak, heeft alles gelezen en gezien. Bij Jenny moet ik altijd mijn best doen.’
Evert de Vries van het Amsterdams Kleinkunst Festival (AKF) complimenteerde haar eens met haar uitvoering van Nikkelen Nelis, een lied van Sonneveld. ‘Toen ik vertelde dat ik het zo knap vond hoe ze de zaal in haar handen kreeg, sneerde ze: ‘Wat denk je wel!’ Ik bedoelde het uit bewondering, maar ze ziet het als het serieus nemen van haar vak.’
Al op jonge leeftijd werd haar dochter zich ervan bewust dat haar moeder leeft voor het vak. Myra Rooymans (1971) is Areans enig kind uit haar huwelijk met acteur Huib Rooymans. Arean voedde haar dochter in haar eentje op. ‘Met veel liefde, absoluut. Maar met een werkende moeder die zoveel over heeft voor haar vak, word je als kind heel jong zelfstandig.’
Voor Arean is haar bedrevenheid volstrekt vanzelfsprekend. ‘Neuken doe je ook niet een beetje, je neukt of je neukt niet’, zei ze daarover eens in een interview.
Maandag eert het Amsterdams Kleinkunst Festival Jenny Arean met een hommage. Bekende en bevriende artiesten brengen haar repertoire. Collega’s als Wende Snijders, Sanne Wallis de Vries, Joost Prinsen, Loes Luca en Lucretia van der Vloot zingen typische Arean-nummers over liefdesperikelen, jeugdherinneringen en verharding in de samenleving.
Arean heeft altijd met de beste tekstschrijvers gewerkt, zoals Ischa Meijer, Jan Boerstoel, George Groot, Ivo de Wijs en Jurrian van Dongen. Over onbenullige zaken wil ze niet zingen. In een nummer als Wintertenen, luizen en eczeem (Ischa Meijer) zingt ze over hoe muziek troostend werkt in barre omstandigheden en in Iemand moet het doen (Jan Boerstoel) gaat het over hoe de zwijgende meerderheid wegkijkt.
Het repertoire kenmerkt zich door een grote maatschappelijke betrokkenheid. Weissman: ‘Jenny kan niet tegen hypocrisie, tegen de leugen, dat is haar grote thematiek. Ze zingt nummers met een bite. Het schurkt aan tegen Brecht, in de zin van dat ze altijd een verhaal wil vertellen.’
Haar eerste soloprogramma in de jaren tachtig wordt min of meer uit nood geboren, omdat ze alleen nog in producties wil spelen waar ze voor honderd procent achter staat. In de jaren zeventig breekt Arean landelijk door met een hoofdrol in de televisieserie Meisje met de blauwe hoed en met haar duet Vluchten kan niet meer met Frans Halsema.
Haar carrière begint in 1960 – ze is dan zeventien jaar – als ze als hulp in de huishouding werkt bij een familie in Amsterdam-zuid. ’s Morgens staat ze de ramen te lappen, ’s middags doet ze auditie bij Wim Kan. Ze wordt aangenomen bij het ABC-cabaret en verandert op advies van Corry Vonk haar achternaam Klarenbeek in Arean.
Volgens AKF-leider De Vries is Arean ‘de laatste van een generatie’. Collega-artiesten als Adèle Bloemendaal en Jasperina de Jong treden niet meer op. ‘Jenny is de enige in Nederland die het theaterlied met zoveel dynamiek en vakmatigheid brengt. Het vak is haar roeping, en daar werkt ze nog altijd keihard voor. Het gaat haar niet om roem, zoals je bij jongeren meer ziet.’
Ondanks haar status moet het impresariaat van Arean altijd knokken om haar soloprogramma’s aan de theaters te verkopen. In de Randstad zijn haar optredens uitverkocht, maar in de provincie trekt ze lang niet overal volle zalen. Het publiek voor het betere lied is beperkt, verklaart haar omgeving. ‘Altijd al geweest’, zegt regisseur Weissman. ‘Maar wat ik veel schandaliger vind, is dat omroepen weigeren de shows van Jenny op te nemen, en dat al twintig jaar. Al was het maar voor het archief.’
Dat Arean de laatste der Mohikanen is, wil niet zeggen dat haar voorstellingen gedateerd zijn. Ze krijgt de laatste jaren louter positieve kritieken waarin juist haar veerkracht wordt geroemd. ‘Ze is een van onze bejaarde vedettes van wie je blij moet zijn dat ze het nog steeds doet’, zegt leeftijdsgenoot Groot, die al twintig jaar voor Arean schrijft. ‘Ze is fenomenaal in tekstbehandeling. Ze weet altijd wat ze zingt, en dat is voor een tekstschrijver erg lekker.’
Hoewel Arean nooit zelf geschreven heeft, is haar repertoire erg persoonlijk. ‘Ze wil in haar liedjes niet liegen over haar privéleven’, zegt tekstschrijver Van Dongen. ‘Alles wat ze zingt, slaat één op één op haar.’ Om die reden heeft ze in het verleden teksten van grote liedschrijvers afgewezen. Voor haar vorige programma vroeg ze Maarten van Roozendaal om een nummer – het lied haalde uiteindelijk niet de voorstelling, omdat ze vond dat het te weinig op haar sloeg.
Haar liedjes ontstaan aan de keukentafel van haar appartement in de Jordaan, liefst met een goed glas wijn. Samen met haar regisseur en een vast clubje van tekstschrijvers bespreekt ze de thema’s die er volgens haar op dat moment toe doen. Groot: ‘Soms vertelt ze heel emotioneel over haar eigen leven, en dan bedenk ik dat het een mooi onderwerp voor een lied is.’ Zo schreef hij Wat heb ik over, waarin Arean zingt over de vele wensen en onzekerheden in het leven. Uiteindelijk ziet ze dat de belangrijkste dingen in haar leven kloppen.
Soms is de opdracht concreter. In het geval van Amsterdams Parfum vroeg ze Jan Boerstoel een lied te schrijven waarin ze haar onvoorwaardelijke liefde voor Amsterdam kon uitschreeuwen. Ze schreef hem een brief met haar jeugdherinneringen. Delen van haar verhaal gebruikte hij in het uiteindelijke lied.
Zelf heeft ze nooit willen schrijven – daar ligt haar kracht niet. Groot: ‘Veel jonge cabaretiers zingen tegenwoordig hun eigen teksten. Ze brengen liever een mindere tekst van zichzelf dan iemand anders in te schakelen. Alsof dat een zwaktebod is. Ik vind het juist zo sterk dat Jenny teksten van anderen eigen kan maken.’
Bron: Merijn Henfling; De Volkskrant , 26 maart 2009