Interview "Margriet", januari 2009

Ik ben een alles-of-niets type

Afgelopen zomer bracht Jenny Arean door in de tv-studio voor de opnames van "'t Vrije Schaep", de opvolger van de muzikale dramaserie "'t Schaep met de 5 Pooten", die momenteel te zien is bij de KRO. Daarnaast toert ze komende maanden met het Tango dorado-orkest door Nederland.

't Schaep

"De vorige serie was een remake van de oude met al die prachtige evergreens van Annie M.G. Schmidt en Harry Bannink: "Het zal je kind maar wezen", "We zijn op de wereld om elkaar te helpen nietwaar? ". Verrukkelijk om te doen. Deze serie is helemaal nieuw geschreven. Het verhaal speelt zich af op een camping met liedjes uit begin jaren zeventig: Ik ben gelukkig zonder jou, een man mag niet huilen. De nummers zijn natuurlijk ingebed in het verhaal. Dan zie je Marc-Marie Huybregts en Hans Kesting die stiekem verliefd op elkaar zijn samen badmintonnen, terwijl ze zingen: "Ik zou je willen vragen, het eens een keer met mij te wagen,... maar ik weet niet hoe, ik weet niet hoe..." En dan wij als koor, met badhanddoeken om, vanuit de toiletten hen bespiedend: "Maar hij weet niet hoe, hij weet niet hoe..." O, zo leuk was dat. We hebben zo'n plezier gehad. Enig, enig. Van begin mei tot de derde week van augustus zijn we ermee bezig geweest. Vijf dagen per week. Je wordt familie. Absoluut. Iedereen viel ook in een zwart gat daarna. Belden we elkaar op: "Voel jij je ook zo raar? Ik voel me zo wezenloos." We moesten het leven echt opnieuw uitvinden. We waren op de helft van de laatste aflevering toen de man van Loes (Luca, tante Door in "'t Schaep", red.) overleed. De opnames hebben tien dagen stilgelegen en toen wilde Loes het toch afmaken. Ze zei ook: "Jullie zijn als familie." Het verdriet kon ze bij ons heel goed kwijt. En als ze moest huilen, gingen we allemaal huilen. Gingen we ook allemaal weer de set af. Allemaal koffie zetten, op de bank vreselijk zitten roken en huggen enzo. En dan werden de neuzen weer gepoederd en gingen we weer door. Zo moest het gewoon. Op die manier hebben we de serie afgemaakt."

Artiestenbloed

"Mijn moeder zong professioneel, net als haar ouders. Ik wist al heel vroeg: dat wil ik ook zingen, acteren. Allebei. Ik was ervan overtuigd dat ik dat kon. Dat weet je gewoon. De vraag was alleen: wanneer? Het Wim Sonneveld-cabaret was het eerste dat ik zag. Daar was ook Ingrid Valerius, een heel mooi meisje. Werkelijk unbelievable, filmsterrenmooi. Ze was veertien, maar zag eruit als achttien. Ik dacht: als die mag, kan ik ook. Maar ik mocht niets van thuis. Moest mijn school afmaken, waar niets van terecht is gekomen. Op mijn vijftiende ging ik werken. In de ochtend in de huishouding, 's middags volgde ik lessen die ik zelf betaalde: Frans, Engels, tapdansen, vier keer per week naar ballet. tot ik op mijn zeventiende auditie mocht doen bij het cabaret van Wim Kan. Daar kwam ik op mijn plek, in een omgeving waar ik thuishoorde. Ik was enorm leergierig. Alles waar ik van droomde, wat ik interessant vond, dat kon ik daar in ene opvreten. Ik kon eraan komen, hoorde ebij. Pas toen ik bij Wim Kan kwam, werd het leven leuk."

Verscheurde tijd

"Mijn ouders gingen uit elkaar toen ik ruim zeven was. Er was heel lang getouwtrek om mij. Mijn moeder was weggelopen en in de tijd was zijn dan de schuldige. Maar mijn vader sloeg (en hard), dus ze had groot gelijk dat ze wegging. Ik woonde bij mijn grootouders van vaderskant tot de voogdijraad mij aan mijn moeder toewees. Maar zij woonde in een huurkamer en had geen plek voor mij. Ze deed me in huis bij het gezin van een pianist met wie ze werkte. Daar heb ik bijna twee jaar gewoond tot ze met haar tweede man, een Limburgse zanger, een kamer met keuken kon krijgen. Toen nam ze me bij zich. Ik sliep op een campingbedje dat elke avond in elkaar gezet moest worden , in de smalle keuken waar een kast was uitgebroken zodat het bedje daar kon staan.

Een kind neemt het leven zoals het zich voordoet, maar het was natuurlijk een verscheurde tijd. Mijn vader stookte me tegen mijn moeder op en andersom. Ik was ook een beetje bang voor mijn vader. Hij sloeg weliswaar geen kinderen, was ook heel lief voor dieren en wist veel van de natuur, maar hij was toch een gemankeerde man. had een getormenteerd karakter. Mijn stiefvader was hartelijk en lief. Een man die vliegers voor me maakte, gedichtjes schreef. Maar mijn moeder ging van hem scheiden toen ik veertien was, dus die ging ook weer weg."

Hartstocht

Ik ben een "alles of niets"-type. "Een beetje" ken ik niet zo goed. Mensen die zeggen: "Lekker, één glaasje wijn bij het eten," alleen die zin al, dat vind ik zo'n zuur kruideniersprincipe. Drinken! Dat is een dik, gul, vet, lekker woord. Dus als er gedronken wordt, wordt er ook gedronken. en lekker veel en doorzetten. Het is dat of niet drinken. En dan mis ik het ook niet."

Alles of niets geldt ook voor de liefde.

"Natuurlijk!" Haar laatste grote liefde was Ischa Meijer. Drieëntwintig jaar geleden. ""Daarna was er hier en daar nog weleens wat los, maar dat is incidenteel gefröbel, stelt verder niks voor."Nu is er geen relatie. Heel stellig: "De liefde, dat is geweest. Ik ben al zo lang alleen en dat blijft ook wel zo. Wat leuk is, is bezet. Of je moet zelf gaan zoeken. Nou, ik zoek niet, hoor. Ik heb best een leuk leven."

"Mijn eerste echte liefde was Huib (acteur Huib Rooijmans, red). Ik was negentien toen ik hem ontmoette, eenentwintig toen we trouwden. Zijn ouders waren aardige mensen, zuiderlingen, die hielden van lekker eten en lief waren voor elkaar en erg lief voor hun zoon. Met Huib werd het leven warm en gezellig. We maakten prachtige reizen, gingen veel naar tentoonstellingen, het leven kreeg gouden randjes. Maar het was natuurlijk toch een kinderhuwelijk. Ik was niet opgewassen tegen samen groot worden."Ze waren twaalf jaar samen, hadden een dochter van twee, Myra, toen Jenny een verhouding kreeg met Frans Halsema. "Frans was niet zo'n grote liefde, maar het had wel grote gevolgen. Het heeft ons allebei ons huwelijk gekost en dat is niet niks. Frans was het middel, maar niet het doel. Ik wilde op een gegeven moment gewoon alleen zijn. Ik dacht: ik wil Frans niet, ik wil Huib ook niet. Ik wil van mezelf zijn. Ja, dat had zeker te maken met mijn jeugd, want daarvoor was ik van mijn moeder, zeg maar. Ik heb mijn moeder ook jarenlang niet gezien. Ik wil daar niet over uitweiden, maar die relatie was niet goed. Ik ben toen Myra een puber was ook heel lang bang geweest dat met Myra en mij precies hetzelfde zou gebeuren. Niet dat ik hetzelfde deed als mijn moeder, maar pubers zijn natuurlijk vreselijk en we konden samen gigantische ruzies hebben. Dan dacht ik: straks gebeurt er iets en dan houdt ze niet meer van mijn, ben ik haar kwijt. Dus ik was als de door. Maar dat is nooit gebeurd."

Bindingsangst

"Ischa was een man die zich niet kon binden, dus op een gegeven moment ging hij weer bij me weg. Dat wist ik van meet af aan. Ik heb nooit de illusie gehad dat het bij mij anders zou zijn dan bij al die anderen daarvoor. Het leven met Ischa was doorvermoeiend, maar wel geweldig. Spijt? Nee, ben je gek geworden. Je hebt echt saaiere type op de wereld, hoor. Dat hij wegging was natuurlijk verschrikkelijk, hartverscheurend. Maar ik begreep het wel. Hij wilde zich wel binden, hij verlangde naar binden, maar hij kon het niet. Kij,"ze wijst naar twee ingelijste foto's: "dat jongetje daar met die haas en daarnaast met zijn moeder, die foto's heeft hij zelf verschuerd. Joods zelfhaat. Ik heb ze weer aan elkaar laten lijmen. Moet je nou toch kijken, zo'n lief kind. Dat spreekt toch boekdelen. Bindingsangst, natuurlijk heb ik dat zelf ook. Ik werd nooit verliefd. Ik dweepte veel. Dacht: wat een prettig type. Of: lekker. Maar dat is iets anders, gretigheid of hebberigheid, brutaliteit, zelfbeschikkingsrecht, dat soort zaken. Maar verliefd... Verliefd werd ik pas als een ander verliefd was op mij. Dan durfde ik pas. Vanuit ingebakken argwaan of angst: als ik verliefd ben, ben ik niet meer van mezelf, heeft er weer iemand macht over mij. Kan ik weer iemand kwijtraken. Dat heeft er allemaal mee te maken. Nou en of."

Therapie

"Ik bleef altijd wel werken, mijn huis opruimen, mezelf in het sop gooien, mijn haar leuk en mijn ogen opmaken maar uh... op een bepaald moment durfde ik niet meer naar premières, naar feestjes. Ik dacht: o God, dan kom ik mensen tegen en wat moet ik dan zeggen? Ik werd een soort van vreemde kluizenaar. Dat was na Ischa. Ik had het vaker gehad, ook na de scheiding van Huib. Nu dacht ik: dat moet over, dat moet weg. Ik ben tweeënhalf jaar in therapie geweest en dat was ontzettend prettig. Ik kan niet zeggen dat je meters opschuift en dat je wereld er daarna totaal anders uit gaat zien, maar ik kon het beter hanteren. Vroeger waren die angsten oeverloze zwarte bellen waar ik in ronddreef en die me alle lucht en levensruimte ontnamen. Door er in therapie over te praten, kregen die angsten een gezicht. Al die onderliggende dingen die altijd al in de pressure cooker hebben gezeten, van kleins af aan, komen aan de orde. Je ontdekt: die angst komt daarvandaan, dat hoort daarbij en dat hoort bij die. Het krijgt een gezicht en met dat gezicht ga je het gevecht aan. Dat je denkt: opgedonderd daarmee. Het verwerken van al die fundamentele angsten lukt waarschijnlijk nooit helemaal in een mensenleven. Mij althans niet, dat weet ik zeker, maar dat hoeft ook niet. Als het maar werkbaar is. Je niet alle levensvreugde ontneemt. Ik vind het leven namelijk hartstikke leuk. Ik leef heel graag. Het is zonde om het te laten vergallen. Een jaar of vier terug heb ik ook een hele tijd antidepressiva geslikt. Ben ik ook weer mee gestopt. Ik ben iemand van stemmingwisselingen. Niet manisch, zo erg is het gelukkig ook niet. Maar als ik denk: ik jank me nu veel te vaak, trek me alles veel te veel aan, kan dat niet wat minder, nou, dan hebben we daar die fijne pillen voor."

Goed en fout

"Joodse vrouw". Ach, zo'n prachtig nummer. Een van mijn favorieten. Maar Cimetiere is ook zo'n magistraal nummer van George Groot (haar vast tekstschrijver, red.). Ken je het niet?" Tegen het eind van het gesprek loopt Jenny Arean naar een stapel cd's, zoekt net zolang tot ze het gevonden heeft. Haar hese, donkere stem klinkt wat krakerig via de casetterecorder in de keuken. Jenny, staand en starend uit het raam de kale tuin in, luistert met lippen die geluidloos de tekst meezingen, zes coupletten lang, naar het verhaal van een vrouw in de bus op het platteland in Zuid-Frankrijk. Voor haar zitten twee vrolijk babbelende vrouwen die met hun plantjes uitstappen bij de halte van de begraafplaats. De pijn en woede die de achtergebleven Joodse vrouw plotseling voelt omdat alles haar is afgenomen, zelfs de troost van het plantjes zetten bij een graf van een geliefde. "Mooi, hè."

Jenny is zelf niet Joods, nee. "Ik ben geboren in de oorlog, ben met de oorlog opgegroeid. Ben gefascineerd door alles wat in die oorlog en daarna is gebeurd. Dat immense verdriet van de mensen die na de oorlog uit de onderduik kwamen, de kampen hadden overleefd. Die reageerde met werken, werken, werken, opbouwen, opbouwen en dan als ze ouder en zwakker worden, knal, alsnog die grote dreun krijgen. Goed en fout. De ontzettend dunne scheidslijnen daartussen, dat zijn thema's die me zeer aanspreken."

Bron: Joke Tromp, Margriet, Week 4 2009